1624

Hilversum: van schapendorp tot mediastad

Hilversum: van schapendorp tot mediastad

Lange tijd was Hilversum een klein simpel schapendorpje waar weinig gebeurde. Veel contact met de buitenwereld was er niet. Maar verschillende gebeurtenissen zorgden ervoor dat Hilversum uitgroeide tot de mediastad die het nu is. Hoe dat is gekomen, daar gaan we in dit verhaal in vogelvlucht doorheen.

Dit jaar bestaat Hilversum 600 jaar en sprankelt de stad als nooit tevoren. Maar, ho. Wacht even: wat gebeurde er dan op 4 maart 600 jaar geleden? Stad of dorp, hoe zit het nou? Wie waren die erfgooiers eigenlijk, wil de échte Hilversummer nú opstaan en was er dan voor die tijd helemaal géén Hilversum? Om u alvast warm te maken voor onze bijna jarige stad, nemen we u in een reeks artikelen mee naar het Hilversum van gisteren, vandaag en de toekomst.

Schapen en boekweit
Zeker tot 1650 was Hilversum vooral een agrarisch dorp. De boeren (Erfgooiers) lieten schapen en koeien grazen op de gemeenschappelijke heiden en weiden. Erfgooiers verbouwden rogge, gerst en later ook boekweit. Boekweit? Jazeker, de boekweit waarvan de korrels nog steeds in ons gemeentewapen zitten. In de winter werd op de boerderijen garen gesponnen voor de wolweverijen in de ‘grote’ stad Naarden. Dat was vroeger de belangrijkste plaats in het Gooi. De kuddes schapen op de heide leverden de wol voor het spinnen van lakenstoffen.

Gooise Vaart
Een belangrijke ontwikkeling voor Hilversum was de aansluiting op het landelijke waternetwerk. In 1625 kreeg een groep Amsterdammers een ontginningsconcessie van de Staten van Holland voor een strook grond in het Gooi. Op de aangewezen strook grond begon men met het afgraven van wat de Gooise Vaart zou worden. Het afgegraven zand werd gebruikt om de Amsterdamse grachtengordel aan te leggen. De Gooise Vaart verbond Hilversum met de ’s Gravelandse Vaart, waardoor schepen van Amsterdam naar Hilversum konden varen. Daarmee kon het dorp de grondstoffen voor en de producten van de textielnijverheid makkelijker vervoeren dan over de zandwegen.

Textiel en tapijt
De basis voor de overgang naar een industriedorp was daarmee gelegd. Eerst werd in de textielnijverheid in loondienst voor Amsterdam gewerkt. Later werden de bedrijfjes in Hilversum zelfstandig. Verschillende innovaties op het gebied van spinnen en weven gaven Hilversum zelfs internationale erkenning. Er ontstond een grote textiel- en tapijtindustrie. In 1772 waren er al 42 fabrikanten in Hilversum.

Aansluiting op het spoor
De volgende grote stap: Hilversum kreeg een station en aansluiting op het landelijke spoornetwerk. Veel rijke Amsterdammers die in Hilversum zomerhuizen hadden, bleven nu permanent in Hilversum wonen. Zij konden immers nu met de trein naar hun werk. Zo ontstonden de eerste forensen. Ook voor de industrie was Hilversum plotseling interessant. In een artikel van Steengoed Gooi vertelt historicus Pieter Hoogenraad: “De grond was goedkoop, de arbeiders ook en ze hadden geen grote mond, zoals in Amsterdam. Hilversum kreeg fabrieken in onder meer haarden, verf, medicijnen en condooms.”

NSF
Mediastad? Dat werd Hilversum met de komst van de Nederlandse Seintoestellenfabriek (NSF). Door de Eerste Wereldoorlog konden de reders in Nederland geen seintoestellen meer krijgen voor hun schepen. Een groep reders besloot daarom zelf een fabriek te starten om seintoestellen te maken: De Nederlandse Seintoestellenfabriek. Hilversum vond men daarvoor de ideale locatie. Het dorp zat dicht bij de afzetgebieden Amsterdam en Utrecht, er was zandgrond waar men meteen op kon bouwen en er was veel ruimte op de hei voor een grote fabriek. De NSF begon in 1918 op de Groest 106-108. De oude weverijen en tapijtfabrieken bleken geschikt om seintoestellen in te fabriceren. Maar na drie jaar verhuisde de NSF al naar de nieuwe fabriek op de Jan van der Heydenstraat aan de hei waar veel meer ruimte was.

Radiotoestellen
Als je vroeger een radio kocht, kocht je een doos met onderdelen die je zelf in elkaar moest zetten. Toen waren er nog geen uitzendingen, maar je kon wel signalen opvangen. De NSF zag daarin een markt en begon midden jaren ’20 met de productie van kant-en-klare radiotoestellen voor thuis. Maar de mensen moesten ook wat te luisteren hebben dus zond de NSF vanaf het fabrieksterrein muziek uit op de zaterdagavond en zondagmiddag om de verkoop van hun radio’s te stimuleren.

Omroepen
Nederland zat toen al midden in de verzuiling en elke zuil wilde op een gegeven moment zijn eigen uitzendingen maken. Om dat te doen was er veel technische kennis nodig en die kennis zat bij de NSF. De verzuilde omroepen zonden daarom vanaf de NSF-fabriek uit waar ze de studio huurden. Toen de omroepen meer wilden uitzenden besloten ze zelf studio’s te bouwen die werden ingericht door de NSF. Ook bood de fabriek de technische ondersteuning in de studio’s. Hierdoor kwamen alle omroepen in Hilversum te zitten, want als er een probleem was in de studio kon er direct iemand komen vanuit de fabriek. Vanaf dat moment is Hilversum dé mediastad van Nederland.

Bronnen:

Historische Kring Albertus Perk (verschillende artikelen), Dudok Architectuur Centrum

Meer geschiedenis